Menu


Oefenmateriaal Deel 1



Vraag 1

Wat is een balans?

a.                  Een overzicht van inkomsten en uitgaven.

b.                  Een overzicht van bezit, schuld en eigen vermogen

c.                  Een overzicht van omzet en kosten



Vraag 2

Wat is een winst-en verliesrekening?

a.                  Een overzicht van inkomsten en uitgaven.

b.                  Een overzicht van bezit, schuld en eigen vermogen

c.                  Een overzicht van omzet en kosten



Vraag 3

Wat is een kasstroomoverzicht?

a.                  Een overzicht van inkomsten en uitgaven.

b.                  Een overzicht van bezit, schuld en eigen vermogen

c.                  Een overzicht van omzet en kosten



Vraag 4

Welke van onderstaande associaties behoort tot de personenassociaties?

a.                  de commanditaire vennootschap

b.                  de coöperatieve vereniging

c.                  de societas cooperativa Europaea



Vraag 5

Van een onderneming zijn over de afgelopen 3 jaar de volgende gegevens ontleend aan de jaarrekening:



In welke categorie valt deze onderneming in 2011?

a.                  klein

b.                  middel

c.                  groot



Vraag 6

Welke van onderstaande organisaties moet te allen tijde een jaarverslag publiceren?

a.                  not-for-profitorganisaties

b.                  kleine BV’s (één aandeelhouder, slechts enkele werknemers)

c.                  vennootschappen onder firma



Vraag 7

Voor welke ondernemingen is IFRS verplicht gesteld?

a.                  alle BV’s en NV’s

b.                  alle ondernemingen

c.                  alleen beursgenoteerde ondernemingen.



Vraag 8

Door wie wordt de hoogte van een dividenduitkering vastgesteld?

a.                  de Raad van Bestuur

b.                  de Raad van Commissarissen

c.                  de Algemene Vergadering van Aandeelhouders



Vraag 9

Wat is een onderdeel van de overige gegevens?

a.                  de toelichting op de jaarrekening

b.                  de winstbestemming

c.                  het directieverslag



Vraag 10

Namens wie treedt de accountant op?

a.                  namens de aandeelhouders.

b.                  namens de Raad van Bestuur

c.                  namens de Raad van Commissarissen



Vraag 11

De zinsnede in een toelichting op de balans van een organisatie, luidend: “De voorraden worden gewaardeerd tegen historische kostprijs of lagere verwachte opbrengstwaarde….”

Uit welk principe of beginsel volgt deze zin?

a.                  Voorzichtigheidsprincipe

b.                  Realisatieprincipe

c.                  Toerekeningsbeginsel



Vraag 12

De zinsnede in een toelichting op de balans van een organisatie, luidend: “In de geconsolideerde jaarrekening zijn de onderlinge schulden, vorderingen en transacties geëlimineerd evenals de binnen de groep gemaakte winsten”

Waaruit volgt deze zin?

a.                  uit het Voorzichtigheidsprincipe

b.                  uit het Continuïteitsbeginsel

c.                  uit het Eenheidsconcept



Vraag 13

Wat is het doel van afschrijving van bijvoorbeeld inventaris?

a.                  Geld opzij te zetten voor vervanging.

b.                  De verkoopwaarde van de inventaris bepalen.

c.                  De waardevermindering door slijtage zichtbaar maken.



Vraag 14

Waaronder valt een gehuurd pand bij de huurder op de balans?

a.                  niet uit de balans blijkende verplichtingen

b.                  materiële vaste activa

c.                  financiële vaste activa



Vraag 15

Onder welke vaste activa staat een deelneming op de balans

a.                  materiële

b.                  immateriële

c.                  financiële



Vraag 16

Eén van de business units van een grote drukkerij koopt papier in. Ten aanzien van soort papier A staat op de balans op 1 januari een bedrag van 7000 kg à € 8. In januari vonden ten aanzien van deze papiersoort uitsluitend de volgende handelingen plaats:



Er is in januari geen papier voor eigen gebruik aangewend.


Hoe hoog is de waarde op de balans van de voorraad papier van soort A op 31 januari volgens de FIFO-methode?

a.                  €  71.200

b.                  €  71.700

c.                  €  72.000



Vraag 17

Waartoe behoort een wettelijke reserve?

a.                  het eigen vermogen

b.                  de winstreserve

c.                  tot de voorzieningen



Vraag 18

Wat is een winstreserve?

a.                  spaargeld

b.                  bezit

c.                  niet uitgekeerde winst



Vraag 19

Wat is een aandeel?

a.                  een schuldbewijs

b.                  een eigendomsbewijs

c.                  een reserve



Vraag 20

Wat is de in het komende jaar te betalen aflossing van een hypotheeklening met een resterende looptijd van 17 jaar?

a.                  een kortlopende schuld

b.                  een langlopende schuld

c.                  een voorziening



Vraag 21

Op welk soort rekening staat de post ‘wijziging voorraad gereed product en onderhanden werk’?

a.                  op een functionele rekening

b.                  op een categorische rekening

c.                  op een indirecte rekening



Vraag 22

Wat staat er onder de kasstroom uit financieringsactiviteiten?

a.                  De aankoop van een deelneming.

b.                  De betaling van vennootschapsbelasting.

c.                  De aflossing van een lening.



Vraag 23

Wat staat er in de toelichting?

a.                  De wijze waarop de interne controle heeft plaatsgevonden.

b.                  De wijze waarop afschrijvingen worden gecalculeerd.

c.                  De accountantsverklaring.



Vraag 24

Van een organisatie zijn gegeven de balans en de winst- en verliesrekening (in duizenden euros) over een bepaald jaar:



Wat is de current ratio aan het begin van het jaar

a.                  1,25.

b.                  0,8.

c.                  1,0



Vraag 25



Wat is de debt ratio aan het eind van het jaar?

a.                  60,0%.

b.                  66,0 %

c.                  67,4 %



Vraag 26



Wat is de rentabiliteit van het totale vermogen?

a.                  12,0 %.

b.                  12,5 %.

c.                  22,0 %




Vraag 27



Hoe groot is de brutomarge?

a.                  5,9 %.

b.                  7,9%.

c.                  10%.



Vraag 28

Wat is goodwill?

a.                  Het verschil tussen de verkrijgingsprijs en de boekwaarde van een overgenomen organisatie.

b.                  “Gebakken lucht”.

c.                  De waarde van een merknaam in een organisatie.



Vraag 29

Wat is het aandeel van derden?

a.                  een schuld aan andere aandeelhouders

b.                  een onderdeel van het eigen vermogen

c.                  een correctiepost na een overname van meer dan 50% en minder dan 100%.



Vraag 30

Een Nederlands bedrijf heeft een dochtermaatschappij in de Verenigde Staten. Het afgelopen jaar is

Wat geldt dan voor het translatieverschil?

a.                  De Amerikaanse dochter is in euro’s minder waard geworden.

b.                  De Amerikaanse dochter is in euro’s meer waard geworden.

c.                  De waarde van de Amerikaanse dochter is in euro’s gelijk gebleven.